×

Nieuws | 02 juli 2022

Gelijkwaardigheid in de praktijk

Een gesprek dat net wat anders verliep en meteen inzichten opleverde

Sandra Kamperman, senior communicatieadviseur bij SGL: "In WBC Echt vindt het onderzoek plaats naar gelijkwaardigheid waarover ik in het artikel ‘samen naar gelijkwaardigheid’ al schreef. Naast het artikel wilde ik graag een korte reactie uit de praktijk. Dus, op naar WBC Echt. Ik had een afspraak met Christel, een medewerkster, die mij wat informatie zou geven over de ervaringen. Mooi. Ik had deze afspraak vrij strak ingepland, het stukje moest snel af zijn. Om 12.15 uur moest ik weg om mijn dochter uit school halen. Dat zou ik zeker redden.

Op locatie tref ik Christel druk bellend in het kantoor. Ik wacht even en Harry, een bewoner, komt binnen. Hij start een gesprek met Christel en bij het afsluiten daarvan vertelt zij waarvoor ik er ben: een gesprek over gelijkwaardigheid. Harry wil graag meepraten. Uiteraard! En zo lopen we samen naar de centrale ruimte en gaan aan tafel zitten. Ook schuiven twee bewoners aan die in de onderzoekgroep participeren die ook door Christel zijn benaderd voor het gesprek. Overigens trok het gesprek de aandacht van mensen die binnenkwamen medewerkers, bewoners. Dan schoof die en dan die aan.

Ik begon met mijn vragen. Wat is gelijkwaardigheid? “Je eigen dingen bepalen en interesse en diepgang”, wordt gezegd. “En dat je op dezelfde hoogte met elkaar praat als iemand in een rolstoel zit”, zegt Angele. Ik ben me er meteen van bewust dat we samen aan tafel zitten, dus dat zit al goed. Angele heeft nog wel een voorbeeld. Ze gebruikt bepaalde medicijnen en een medewerker geloofde niet dat dit klopte. Angele voelde zich daardoor machteloos en boos. “Ik weet toch zelf wel welke medicijnen ik gebruik?” Toen uiteindelijk de arts van Angele aangaf dat dit echt klopte, was de zaak afgedaan. Maar eigenlijk niet, want: Waarom werd ze niet in eerste instantie geloofd?

Ook Harry heeft wel voorbeelden. Zoals tijdens zijn revalidatie. Toen een arts tegen zijn moeder zei dat hij nooit meer zou kunnen lopen. Waar Harry nota bene zelf bij zat. Hij wordt er nog boos over. “Praat met me, niet over me!” Overigens heeft hij wel weer geleerd te lopen. Binnen 4 weken had hij geen rolstoel meer nodig.

Theo heeft afasie. Ik hoor hem ‘ja’ en ‘nee’ zeggen. Ik realiseer me dat het voor mij heel moeilijk communiceren is met Theo. Ik moet echt de juiste vragen gaan stellen om antwoorden te krijgen. Ik merk wel meteen dat Christel precies weet wat Theo bedoelt. “Je moet bij een gesprek gewoon tijd voor elkaar maken. Bij Theo nog meer. We kennen elkaar al een tijdje en doordat ik weet wie Theo is en wat hem echt bezighoudt, kan ik sneller schakelen.” Theo en Christel hebben ook nog een mooi voorbeeld van hoe ze met elkaar omgaan. Theo heeft sinds een tijdje namelijk een heel druk programma, van sporten, tot afasiebehandeling, van therapie tot het activiteitencentrum. Christel geeft aan dat ze het wel eens lastig vindt om niet in de beschermende en zorgende rol te gaan zitten als medewerker door meteen te zeggen: “Theo dit is echt veel te veel voor je, dat moet je eigenlijk niet doen”. In plaats daarvan hebben ze besproken dat Theo het zo gaat doen en dat ze daarna kijken hoe dat gaat. Want, Theo vindt zijn programma prima zo. Over een paar weken praten ze er weer samen over en kijken ze hoe het gaat.

En dat praten dat is belangrijk. Mijn tafelgenoten zijn het ermee eens dat er meer wordt gepraat en er meer discussie is. En dat er ook ruimte wordt gemaakt om echt door te vragen.

Met collega Tessa had ik het al gehad over de factoren die meespelen in gelijkwaardigheid: bewustwording, relatie, tijd en taal. Ik merk dat ik eigenlijk al tegen alle factoren aan loop in dit gesprek. Hoe meer mensen er aan tafel zitten, hoe breder het gesprek wordt. Ik besluit daarom dat ik het gesprek zelf belangrijker vind dan veel voorbeelden ophalen. Ik vind het fijn dat mensen de tijd nemen om met me te praten over dit onderwerp. Dat ik zelf ook fascinerend vind. We hebben het ook nog over de spontane barbecue die pas plaatsvond. En dat iedereen het zo naar de zin had gehad. Even geen akkefietjes, want die heb je in een groep bewoners die er niet zelf voor kiezen om bij elkaar te wonen natuurlijk altijd. Of zoals Harry het mooi verwoordde: “Die barbecue was alsof je een taart op tafel gooide, zo leuk.”

Ik voel opeens wel die tijdsdruk. Ik wil graag zoveel meer weten, maar ik moet bijna weg en ik ben blij met de openheid van iedereen, maar hier had ik even niet op gerekend. En ik zie de minuten wegtikken. Misschien voelen mensen in de zorg dat ook zo? Heb je een moment met een cliënt en dan gaat de pieper weer. Of er moet nog zoveel, terwijl je eigenlijk wilt weten wat iemand echt bezighoudt, zodat je hem verder kunt helpen.

Het onderzoek in WBC Echt loopt nog even. Ik hoor dat bewoners manieren hebben bedacht om te kijken hoe die gelijkwaardigheid werkt. Daar wil ik later meer over weten. Ik beloof dat ik binnenkort terug kom om over het vervolg te praten. Samen, aan tafel, met meer tijd en ach, ik wil ook nog wel een taart op tafel gooien als het volgende gesprek daardoor net zo prettig voelt als dit gesprek. Bedankt allemaal tot binnenkort!”

Deel dit verhaal: